woensdag 25 april 2012

Les drama

LESDOEL
De lln. kunnen aan het einde van de les een toneelstukje spelen over de lente op basis van 3 gegevens; Wie, wat en waar.
ORIENTATIEFASE
Lees het verhaal 'Verschil moet er zijn' voor. (link naar het verhaal) Praat met de kinderen over het verhaal en vraag naar de hoofdpersonen. Vraag ook wat er in het verhaal gebeurde en waar het zich afspeelde. 
Vraag aan de lln. of zij nog een verhaal weten waar hoofdpersonen in voor komen en waar het zich afspeelde. Laat de lln. kort het verhaal vertellen.

UITVOERINGSFASE
Leg uit dat een toneelstukje altijd een wie, wat en waar bevat. Bij wie moet je denken aan welke personen zitten er in een toneelstukje. Bij wat moet je denken aan wat gebeurt er in het toneelstuk. En bij waar denk je aan de omgeving en waar het toneelstuk zich afspeelt.
Vertel dat de lln. ook een toneelstukje gaan maken waar de vragen wie, wat en waar in voorkomen. Dit toneelstukje moet gaan over de lente.
Bespreek de 3 vragen eerst samen met de hele klas. Laat de klas een aantal voorbeelden bij elke vraag bedenken en schrijf deze op het bord.
Verdeel de lln. in groepjes van 4 kinderen. Vertel dat de lln. dat ze 10 min hebben om te oefenen. Vertel de lln. dat ze het toneelstukje niet helemaal op hoeven te schrijven maar dat ze juist moeten gaan oefenen. Je kan de antwoorden op de wie, wat en waar vragen opschrijven en daarna gaan oefenen.
AFSLUITINGSFASE
Laat de lln. hun toneelstukjes na elkaar opvoeren. De andere lln. kijken goed naar de lln. die het toneelstukje opvoeren. Daarna vertellen ze wat het groepje als wie, wat en waar had bedacht.


vrijdag 20 april 2012

Mindmap tekening

Kaasmobiel

Opdracht: Maak een vliegtuigje voor het vriendje van Iep. Het vliegtuigje moet Iep kunnen bijhouden door de lucht of rijdend over het land. Het moet van een helling af kunnen rijden en dan nog zover mogelijk doorrijden.


Onze Kaasmobiel is een raket op wielen. Door de oranje strepen en de strepen op de wielen wordt snelheid duidelijk gemaakt. De vlag staat schuin achterover, zodat deze gestroomlijnder is.
Het vriendje van Iep zit comfortabel op zachte kranten in een gat in de bovenkant van de raket.
Bij de test met de helling kwam onze kaasmobiel ongeveer 2 meter ver.

Klassiek beeld

Terracotta beeld Flora in de 19e eeuw. De maker is onbekend.
Dit is een een beeld van Flora, de godin van de lente. Ze houdt een bos bloemen tegen zich aan en ze houdt een bloemenkrans omhoog. Ze staat op haar blote voeten. Er zijn verschillende beelden van deze godin gemaakt om haar te aanbidden. Het beeld is van marmer gemaakt.
De kenmerken van de klassieke periode:
-Het is een menselijk figuur.
-Het hoofd is omlijst door een horizontaal in rijen verdeelde krullen.
-De armen blijven dicht bij de romp in de buurt.
-De linkervoet is wat vooruit gezet.

Ik vind dit beeld een mooi beeld. De kleur van het beeld vind ik niet zo mooi maar je ziet goed dat het al een oud beeld is. Ik heb zelf niet zoveel met Romeinse goden en voor mij is dit dus niets anders dan één van de vele beelden van dit soort goden.

Beeldaspecten:
-Licht: De lichtrichting komt van rechtsvoor. Je ziet dat de arm die de bloemenkrans omhoog houdt voor de jurk hangt. Dus op de jurk zie je een beetje schaduw van de arm.
-Ruimte: Het is is een verticaal beeld en niet heel breed. Het neemt dus meer ruimte in, in de lucht dan op het gras.
-Vorm: Het beeld heeft de goede verhoudingen en vormen van een persoon.
-Compositie: Ze heeft een somber gezicht en staat er niet blij bij.
-Kleur: De kleur is beige en een beetje bruin. Door deze kleuren lijkt het beeld heel oud.
-Textuur: Het heeft een gladde textuur omdat het beeld van marmer is gemaakt. Je voelt wel de ribbels van de kledingstukken.

2 Het mimetische stadium (Ambachtelijkheid)
b. Fotografisch realistisme Juistheid is afhankelijk van conventionele criteria: de afbeelding moet een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid zijn. Feit en norm worden niet onderscheiden: schoonheid en lelijkheid zijn eigenschappen van de dingen en geen oordeel van het kind zelf. Daarom is het kind van mening dat iedereen dezelfde normen hanteert.

Vragen:
-Wat zie je?
Een vrouw.
-Wat zegt de kleur?
Het is een oud beeld.
-Wat heeft ze aan?
Een jurk.
-Wat heeft ze in haar rechterhand?
Een bloemenkrans.

Modern beeld

La Grande Fleur qui Marche van Fernand Léger gemaakt in 2009.
Het beeld staat in Scheveningen bij het Circustheater.
Dit beeld is een van de beelden die bij het Circustheater staat en die is gemaakt voor het 100 jarig bestaan van het theater. Deze bloem is een vergroting van een keramisch beeld van Fernand Léger die hij gemaakt heeft in 1952. Er zijn 5 van zulke bloemen in de wereld.
Het beeld stelt een grote bloem voor die loopt. Het heeft verschillende kleuren, wit, oranje, blauw, zwart, rood en groen.
Eén blad is rood en zwart en de rest van de bladeren heeft geen rood maar wit.
Dit beeld hoort bij de lente omdat het kleurig is en omdat het een bloem is. Bloemen komen weer uit de grond in de lente en dan krijg je weer allemaal mooie kleuren.
Kenmerken van de moderne periode:
-Experimenteel.
-Radicaal.

Ik vind het een apart beeld. Ik vind het raar dat het een bloem moet voor stellen die loopt. Ik vind het wel een kleurig beeld waardoor het beeld wel vrolijk wordt. Ik vraag me af waarom het witte van het hart zo'n rare vorm heeft.

Beeldaspecten:
-Licht: De lichtrichting is van rechts naar links. Ook kan het licht tussen de verschillende bladeren door schijnen.
-Ruimte: Het beeld neemt veel ruimte in want zo te zien is het een hoog beeld.
-Vorm: Het beeld heeft geen geometrische vormen. De vorm van de bloem is niet heel goed te herkennen. Pas als je de titel leest en je weet dat het ene bloem is, kan je er een bloem inzien.
-Compositie: De bladeren hebben verschillende lengtes. Ook overlappen de balderen elkaar niet maar zit er nog een ruimte tussen de bladeren.
-Kleur: Er zijn 6 kleuren gebruikt. Deze hoeveelheid kleuren zie je niet bij een bloem in de werkelijkheid.
-Textuur: Het lijkt een glad beeld waar je zo overheen kan glijden.

4. Het formele stadium (Formalisme) Meer aandacht voor de vorm van het werk: de structuur, de compositie en de techniek. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het medium en de betekenis. Bewustwording van het feit dat de betekenis in het medium besloten ligt. De kunstenaar heeft niet het laatste woord: over het kunstwerk kan worden gediscussieerd en het is mogelijk om intersubjectieve overeenstemming te bereiken. Men identificeert zich met een gemeenschap van het kunstpubliek. (Daarom is dit stadium 'conventioneel' te noemen)

Vragen:
-Wat voor een vorm heeft dit beeld?
De vorm van een bloem
-Waardoor lijkt het of het beeld in beweging is?
De onderste ‘bladeren’ lijken benen. Een staat voor en de ander staat wat naar achter. Het lijkt of het beeld loopt.
-Wat is het centrale punt van dit beeld?
Het hart (rondje) in het midden.

2D les: pot bloemen

Opdracht: We maken een pot met tulpen
Betekenis (beschouwing voorbeeld): Het thema is voorjaar/lente. In de klas staat een pot met tulpen die uit zijn gekomen. Ik lees een verhaal voor over kinderen die naar een tulpenveld gaan. Eventueel laat ik een filmpje zien of lees ik een prentenboek voor om het visueel te maken.
Activiteiten/werkwijze:
Stap 1: teken de pot op een bruin of grijs papier. Knip hem uit en plak onderaan de lange kant van een A3 papier.
Stap 2: plak 4 of 5 voorgesneden groene stroken rechtop "in" de vaas.
Stap 3: scheur van licht en/of donkergroen papier kleine blaadjes en plak ze bij de stengels.
Stap 4: vouw de bloemen van verschillende kleuren vouwblaadjes en plak ze bovenaan de stelen.
Vouw het blaadje schuin door de helft.









Vouw eerst het driehoekje door de helft, vouw hem dan weer open.
Vouw dan de twee zijkanten naar binnen. Voor een bloem die al helemaal open staat: vouw een klein flapje om. Voor een bloem die nog een beetje dicht is, vouw dichterbij de middenvouw.




De bloem is klaar, plak hem nu bovenop een steel van je kunstwerk.

Vorm: Let bij het plakken van de bloempot op de compositie. Als je deze in het midden plakt, passen de bloemen mooi op het vel. Ook is het handig om de stelen niet te dicht op elkaar zetten, anders passen de bloemen niet goed meer op het vel.
Het is leuk om bij de bloemen te letten op kleur. Verschillend gekleurde bloemen zien er gezellig uit.
De vorm van de bloemen mag verschillen. De ene kan verder open staan dan de ander.
Materiaal: Wit A3 papier, bruin en grijs papier voor de bloempotten, voorgesneden groene stroken, licht en donker groen papier, geel/oranje/rood/paars/blauw/roze papier voor de bloemen.
Technieken: Knippen, plakken, scheuren, vouwen.
Onderzoeken: Maak verschillende bloemen, bloemen die ver open zijn en bloemen die nog niet zo ver open zijn.

Toneelstuk

Onze maandopening, toneelstuk bestaat uit drie delen. Twee schoonmaaksters (Miep en Toos) gaan een dag drie appartementen schoonmaken en beleven verschillende kleine dingen in elk appartement. Miep wordt geprofileerd als dom en Toos als slim. De derde rol veranderd steeds; het zijn de bewoners van de appartementen die aangetroffen worden door Miep en Toos.

Appartement 1: De bewoner gaat buiten tennissen en laat de hond thuis terwijl Miep en Toos schoonmaken. Ze treffen in het appartement veel spinnen aan wat zorgt voor hilariteit. Druk bezig met het verwijderen van de spinnen verliezen ze de hond uit het oog. Als Miep en Toos even zitten te pauzeren ontdekken ze dat de hond weg is. Er start een zoekactie, maar uiteindelijk komt de bewoner rustig met hond aanlopen. Miep en Toos snappen er niks van, de hond heeft zijn baas gewoon opgezocht.

Appartement 2: Deze bewoner is een beetje apart; hij heeft een ijsbaan als vloer en wil dat Miep en Toos dat opruimen. Om een oplossing te vinden is niet makkelijk, omdat Miep en Toos constant uitglijden. Toos bedenkt het om de verwarming aan te zetten, dan zal de vloer toch vanzelf wel smelten? Als de ijslaag verdwenen is vinden Miep en Toos de vreemdste dingen onder de opgeruimde ijsvloer.....

Appartement 3: Hier vinden Miep en Toos een vogelnestje op het balkon. Ze laten het aan de bewoner zien, maar deze begint een preek: Die vogels maken altijd herrie op mijn balkon, mocht ik ze maar afschieten! Hij zegt tegen de schoonmaaksters dat ze het nestje weg moeten gooien. Miep vind dit echter heel zielig en stelt voor om het nestje mee te nemen. Ze verstoppen het nestje in hun jas en vertrekken.

Eind: Miep en Toos lopen door een park en zetten het nestje ergens in de struiken. Daarna ploffen ze neer op een terras om de dag te bespreken met een lekker glaasje rosé.

Postmodern beeld

Het beeld Puppy van Jeff Koons is in 1992 gemaakt. Het beeld stelt een West Highland white terriër voor. 
Dit beeld is 12 meter hoog en gemaakt van bloemen. Er zijn verschillende kleuren bloemen gebruikt die in vlakken zijn verdeeld. Zo zijn de oren gemaakt van roze bloemen en is de neus blauw.
Het 'Puppy' beeld dat hij maakte stond bij een belangrijke tentoonstelling in Kassel in Duitsland. Een aantal jaar later kwam het beeld in een museum in Bilbao in Spanje.
Het beeld bevat 70.000 bloemen en 25.000 kilo aarde en het wordt omhoog gehouden door een stalen frame.
De kenmerken van de postmodernische periode:
-Het beeld heeft een betekenis.
-Het is een orgineel beeld.
-Begrippen zoals waarheid en authenticiteit wordt in twijfel getrokken.
-Het einde van grote verhalen wordt duidelijk gemaakt (voortgang van techniek, marxisme, christendom). Het beeld zit helemaal niet aan een groot verhaal vast.

Ik vind het idee leuk. Waarom het een beeld van een hond snap ik niet maar de verschillende bloemen combineren mooi. Ook kan je nog duidelijk zien waar de oren en de neus zitten.

Beeldaspecten:
-Licht: De lichtrichting gaat van rechts naar links. De zon staat rechtsboven. Hierdoor is de rechterpoot belicht en staat de rest van het licham in de schaduw. Dit komt omdat de rechterpoot meer naar voren staat dan de rest van het lichaam.
-Ruimte: Het beeld neemt veel ruimte in omdat het een beeld van 12 meter hoog is.
-Vorm: Het heeft een organische vorm. Het bevat geen geometrische vormen.
-Compositie: Het hoofd is in verhouding met het lichaam vrij groot.
-Kleur: Er zijn verschillende kleuren gebruikt. Deze kleuren zijn andere kleuren dan in de werkelijkheid.
-Textuur: Dit beeld heeft een bobbelige textuur.

1. Het associatieve stadium (Favoritisme) Het oordeel is gebaseerd op associaties. Het kind ziet alleen wat door de afbeelding bij hem aan gedachten wordt opgeroepen. (de afbeelding van een hond nodigt uit om te praten over de hond van de buurvrouw) Het kind kan niet structureren en ziet alleen verzamelde onderdelen. Kleuren kunnen heftige emoties bij hem oproepen. Het kind maakt geen scherp onderscheid tussen morele en esthetische waarden. De afbeelding is slecht als het iets slechts afbeeldt.

Vragen:
-Waar lijkt dit beeld op?
Een hond.
-Welke kleuren zijn er gebruikt?
Roze/ paars, blauw, wit, geel/ groen.
-Ziet een hond er in het echt er ook zo uit met de kleuren?
Nee.
-Is een hond in het echt zo groot?
Nee.
-Welke kleuren hebben de oren en de neus?
De orden zijn paars en de neus is blauw.

Meisje met vlinder

Deze tekening is gemaakt in het pre-schematische stadium (4-6 jaar).
-Schema: De vlinders worden elke keer op dezelfde manier getekend.
-Haakse hoeken: De boom met de schommel is getekend met haakse hoeken.
-Vorm uit delen opgebouwd: De onderdelen zijn losse tekeningen. Je ziet de losse tekeningen van de vlinders, boom, zon en het meisje.
-Grondlijn: De boom en het meisje houden pas op aan de onderkant van het blad. De onderkant van het papier is hier de grondlijn.
-Zon, vlinders, boom, meisje
-Bladeren aan boom: Er is een vlek aan bladeren getekend en er zijn dus geen losse bladeren getekend.
-Eerste ordening: De vlinders en de zon zijn boven aan het papier getekend terwijl de boom en het meisje onderaan (op de grond) zijn getekend.
-Functionele kleuren: De boom heeft een bruine stam met groene bladeren en de zon is geel gekleurd. Dit zijn functionele kleuren omdat het in de werkelijkheid ook zo is.
-Symbolische kleuren: Het jurkje van het meisje is roze gekleurd. Deze kleur staat symbool voor een meisje.

Sneeuwwitje van Elle

Elle, 8 jaar
Schematisch stadium 7-9 jaar
- Bovenkant en onderkant van papier. Er is een duidelijke lijn voor de grond, er staan ook bloemetjes op. Na de grond komt meteen de lucht, dit is de bovenkant.
- Grondlijn. Een donkergroene lijn voor de grond waarop bloemetjes staan. 
-Omklapping. Sneeuwwitje staat naast een rivier die 'recht omhoog' gaat, je ziet hem eigenlijk van bovenaf. 

Schematisch stadium en begin realisme 9-11
- Rijke details. De cape van Sneeuwwitje ''wappert'' er zijn hobbeltjes aan de onderkant. De bloemetjes hebben blaadjes. Het water is met verticale halen ingekleurd, terwijl het gras horizontale lijnen heeft. 

-Decoratieve patronen.Op Sneeuwwitjes mouwen zijn 3 stipjes getekend voor decoratie. 



Omklapping - Het beeld is van voren getekend, behalve de rivier, die zie je van bovenaf.
Functionele kleuren - Doordat de jurk geel met blauw is, het haar zwart met een rode strik en een rode cape, zie je dat dit sneeuwwitje is ( die van Disney).
Schemakleur(en) - Het water is blauw en het gras is groen.
herhaling motief - Dit zie je terug in de bloemen en stenen.

Zombie van Jeanna

Jeanna, 9 jaar
Schematisch stadium 7-9
- Geen overlapping relaties door lijnenspel. Er zijn bij Jeanna geen overlappingen te zien. Het meisje staat achter het lijk, maar is er net boven getekend. 

Schematisch stadium en begin realisme 9-11
- Rijke details. Het schedel in de hand kijkt niet erg blij, er ligt een oog op de grond, er komt bloed uit de afgehakte ledematen. 
-Decoratie patronen. Het bloed is in de vorm van druppeltjes. Onderaan de rok is het 'fluffy' wat is aangegeven door ronde pen bewegingen. 
- Ruimtelijke ordening. Overal in de tekening staat iets getekend. Onderaan en bovenaan. 

Begin realisme en pseudo realistisch stadium 11-13
- Eigen interesse. Jeanna is erg geïnteresseerd in zombies, weerwolven en andere griezelige dingen. Ze tekent ze dan ook erg vaak. 
-Terugkerende patronen. De vleermuizen hebben een vast patroon. Ze worden op dezelfde manier getekend. 

Functionele kleuren - Een functionele kleur is de zwarte jurk en het zwarte haar, wat het meisje nog duisterder maakt. 
Herhaling motief - De herhaling zie je terug in de bloeddruppels en de vleermuizen. 
Schemakleur - Een schema kleur is het felle rood voor het bloed.   

woensdag 4 april 2012

3D opdracht, paasei

ORIËNTATIEFASE (betekenis/ beschouwing) Ik begin met een verzonnenverhaaltje: ‘’ Ik ben in het weekend bij de kinderboerderij geweest, en daar hadden ze hele grote vogels, kan iemand al raden welke ik bedoel? Struisvogels. Dat zijn hele grote vogels, die heel hard kunnen rennen,maar ze vliegen niet. Maar die grote vogels, leggen natuurlijk ook hele grote eieren. Wel zo groot *doet voor met handen*. En aangezien het weer lente is en bijna Pasen. Leek het juf Elies en mij erg leuk om eens een keer een ei van een ander dier te versieren, van zo’n grote vogel als een struisvogel.’

UITVOERINGSFASE (opdracht/activiteiten) Dan leg ik uit hoe we de eieren gaan maken. Ik vertel dat we balonnen hebben opgeblazen, ik laat er 1 zien. Daar gaan we strookjes krantenpapier omheen plakken met lijm, dan wordt het papier mache (materialen). Dat laten we heel goed drogen, zodat het kei hard wordt,en het niet als een echt ei, kapot kan gaan. Als dat goed droog is gaan we het ei versieren. Ook maken we er een touwtje aan vast, zodat we ze mooi kunnen ophangen in het lokaal. Ik verdeel de groep in drieen, over Elies, de moeder van Kick en mij. Ik wijs de kinderen een plek aan waar ze kunnen gaan zitten en we kunnen aan de slag. Wij begeleiden en helpen de kinderen bij het papier mache’en.

AFSLUITINGSFASE Als de kinderen klaar zijn met het plakken gaan we de spullen opruimen. De eieren moeten eerst drogen voordat ze geverfd kunnen worden. Ik vertel dat we, als de eieren droog zijn, ze de eieren gaan schilderen. Daarna hangen we ze in het lokaal.

Werkwijze in foto's






Vorm: Let er bij het papier mache' en op dat je de ballon heel stevig maakt (textuur). Bij het schilderen kan je verschillende kleuren en vormen gebruiken (experimenteren).

Nakijk schema:

Mindmap